Albert Tersrich

Ik mocht ’s ochtends altijd graag een kopje koffie drinken bij het raam in mijn huiskamer, gewoon om te kijken naar de Rotterdammers die langsliepen.

Maar die tijd is geweest. Sinds de gemeente mijn straat heeft gerenoveerd met meer voetpad, meer mini-parkeerplaatsen voor die nieuwe, kleinere autootjes, en allerlei straatmeubilair in verschillende kleuren, vormen en toepassingen, doen mijn ogen pijn als ik naar buiten kijk.

De straat was vroeger een eenheid. Hij was plat – dat is waar – maar hij had karakter. De straten van Rotterdam hadden een orde, een ritme. Er werd gewerkt met een beperkt scala aan materialen en alles kwam mooi samen met fraaie details. Dit was de Statenweg, met het prachtige Station Blijdorp aan het eind als een kers op de taart van de orde van de straat. Ik begrijp echt niet waarom tegenwoordig ieder stuk straatmeubilair een ander karakter en vorm moeten hebben.

Tegenwoordig print je je dingen in 3D uit afval, het goedkoopste alternatief. Ieder ding dat ontstaat is uniek. Je betaalt wat voor het materiaal, niet voor de CO2-belasting en zo, zoals die door de architecten en gemeente zijn voorgesteld. Daarom kan mijn straat er niet meer normaal uitzien, maar is het een dierentuin van straatmeubilair door al dat unieke spul.

Iedereen die naar Binnenrotte gaat, krijgt hetzelfde gevoel. Beginnend bij Station Blaak, ooit een openheid in de textuur van de stad, een feest van kalmte en ruimte, is het nu een smeltkroes van het soort energie-genererende sportvelden voor het type sporten waar niemand in de wereld behalve Rotterdammers zich mee bezig houden. Gecombineerd met een oerwoud aan groen is het werkelijk een nachtmerrie. Ze plaatsen overal die energie-genererende materialen in de stad en maken er sportvelden van, en zonder ‘diversiteit’-verhaal zou het niet af zijn, natuurlijk. Nee, niet in Rotterdam. “Elke soort uit een ander ecosysteem, elke sport van een ander continent.” Prachtig, maar waar is het idee van een kalme rij bomen in de straat? En waar zijn de voetbalveldjes in de parken – waar ze thuishoren? Waarom moeten we op ieder straathoek de diversiteit vieren?

Het hele punt van deze plek was dat het niet echt ‘een plek’ was. Dat was juist zo mooi. Twee keer per week was er een open markt, en verder trokken de bars en restaurants wat publiek, dat was het. Geen oerwoud, geen massa’s die rare sporten boven elkaar speelden. Gewoon een plek waar je in alle rust kon wandelen. En net als je denkt genoeg te hebben van Binnenrotte is er iets nog verontrustenders: Markthal...

Toen dat werd gebouwd, stond ik aan het begin van mijn carrière als architect en toen dacht ik nog dat het gebouw een mooie aanvulling was voor de beleving van de stad, om een hoop lekker eten te kunnen vinden onder een mooi gewelfd dak met kleurrijke kunstwerken die voedsel uitbeelden. Het bleek dat het gebouw ook aan het begin van zijn eigen carrière stond...

Toen ze erachter kwamen dat Rotterdammers niet bereid zijn veel geld te betalen voor voedsel omdat het nu toevallig onder een fraai dak zit - in ieder geval niet zoveel als toeristen – hebben ze het gebouw ge-upgrade tot ‘de fraaiste toegevoegde-realiteitservaring in Europa’, puur om toeristen te trekken. Ze hebben de kunstwerken vervangen door toegevoegde-realiteitspanelen die op iedere bezoeker van Markthal anders overkomen, zonder brilletjes te gebruiken of zo. State-of-the-art tech.

De toeristen stroomden binnen om de panelen van alles te laten doen in de ogen van de bezoekers, ze vermakend met iets wat te maken heeft met wat ze aan het eten zijn. Dus als ze aardbeien eten doen ze dat alsof ze in een aardbeienveld zitten en als ze pizza eten doen ze dat in een Italiaanse setting. Dat soort onzin.

Ze smulden ervan.

Het gebouw heeft niets meer met mij te maken – of met wie dan ook in Rotterdam – ik zie alleen toeristen binnen met hun mond vol en een orgastische blik in de ogen. Ze denken dat ze de Markthal van de Rotterdammers hebben gezien, terwijl wij alleen maar lelijke grijze plafondpanelen zien die toeristen vermaken. Dat is Markthal voor ons tegenwoordig.

Ooit werkte ik aan een gebouw aan de Schiedamsedijk, voorbij de Coolsingel. We bouwden een woontoren, uitkijkend over de Maas. Het is esthetisch simpel, heeft goed gemaakte details en is van een serene, normale schoonheid. Nu ik er zo aan denk, daar vindt het leven plaats: authentiek en alledaags. Het probeert niet iedereen te vermaken en het hoeft niet, en probeert niet, Rotterdam te representeren. Misschien is het daarom wel het Rotterdamste wat er is. Daarvan hebben we er meer nodig in onze stad: goed gemaakte woontorens die de gewone alledaagsheid representeren.

Banaal? Je kunt altijd naar Markthal.
Ik blijf liever bij mijn toren.

Albert Tersrich
Rotterdam, Nederland

POSTCARDS FROM ROTTERDAM

Send a letter

Would you like a 2050 dated letter from someone you know (including yourself)? Describe us the person and we will send a letter written by him or her in 2050.

Click here